Blog Post

rasteren

ingeborg Laninga • apr. 03, 2020

Natekenen

Anatomie en Perspectief mbv een raster door Durer tijdens de Renaissance
Als je wilt gaan natekenen vanuit een foto (2d naar 2d) of natekenen vanuit de waarneming (3d naar 2d) werk je met referentielijnen die je een idee van maatverhouding geven. Op de afbeelding hierboven krijg je een indruk van de anatomie en perspectief studie mbv een raster door Durer tijdens de Renaissance.
Het grote voordeel van het tekenen nar foto is dat je deze refentielijnen daadwerkelijk kan rasteren op je foto. 
Als je naar waarneming tekent gebruik je ditzelfde principe, maar teken je 'in de lucht', denkbeeldige referentiepunten/lijnen/richtingen. Dit is een stukje moeilijker, maar als je leert rasteren op de manier die ik je dadelijk uitleg, heb je hier ook veel aan zodra je wilt gaan tekenen naar waarneming. In de afbeelding hierboven zie je hoe Durer in de Reaniassance het principe van perspectief en verhoudingen tekenen toekpast, door daadwerkelijk een raster te zetten tussen hem en zijn model. waardoor hij meer inzicht kijgt in de verhoudingen, doordat hij letterlijk een raster plaatst.

Ik leer je graag een makkelijke manier van rasteren, waarbij je zo min mogelijk hoeft te meten. Een manier van kijken waarin je je kan trainen om verhoudingen in te schatten en je steeds makkelijker leert natekenen.
Bij het rasteren op mijn manier moet je er voor zorgen dat de verhouding van de afbeelding die je wilt natekenen gelijk is aan de maat van je doek / je uitvergroting waarop je de afbeelding wilt natekenen. Je hebt vervolgens nog weinig meetwerk te doen op deze manier.

1. DIAGONAAL

Teken een diagonale lijn van linksonder naar rechtsboven en van linksboven naar rechtsonder.


Deze lijnen geven je informatie waar het midden zich bevindt en geven je houvast hoe schuin of recht richtingen zijn ten opzichte van deze diagonalen.

2. HORIZONTAAL EN VERTICAAL 

Dit is het enige meetmoment met liniaal! 

Meet het midden langs alle zijkanten en teken een horizontale en verticale lijn.

De kruising van de lijnen loopt precies dor het midden. Deze lijnen geven je (behalve een idee wat zich links/recht/boven/onder het midden bevindt) ook eenm beeld hoe horizontaal of verticaal bepaalde vormen in je compositie zijn.






3. RUIT

Teken nu een ruit. Deze ruit markeert 4 nieuwe referentie punten die weer het midden aangeven van dat specifieke vak van de tekening elk in het midden van 1/4 van de tekening.

4. HERHAAL

Op de moeilijke vlakken / vlakken met veel detail kun je stap 1 t/m 3 herhalen.

Maak op deze manier zoveel referentiepunten als nodig. 

5. BLIJF KIJKEN

Met deze manier van rasteren blijf je kijken naar de grote vorm. de richtingen van de vorm. Je oefent je in het waarnemen van verhoudingen. Waar zit het midden? Wat is even groot? Welke lijn loopt parralel aan de middenas. Hoe schuin is een vorm. Welke vorm staat loodrecht boven, onder of naast de vorm die je tekent. Kijk, vergelijk en gebruik je referentiepunten om te controleren of het klopt wat je ziet!

Share by: